Appelbomen
Appelbomen
We hebben 10 verschillende soorten appelbomen. Zie hieronder:
1.Sterappel
De Sterappel is al sinds 1830 bekend. Waarschijnlijk is hij afkomstig uit de buurt van Maastricht. Daar wordt hij ook wel Binnenrode genoemd. Het is lange tijd een zeer belangrijke appel geweest. Vooral in Oost Brabant en in de buurt van Tiel werd hij veel geteeld.
De appel dankt zijn naam aan de donkerrode ster die om het klokhuis heen staat. Het vruchtvlees is zachtroze en lichtzurig van smaak. Als je de appel stooft wordt hij donkerrood.
De appel valt snel van de boom. In de tijd dat dit ras veel werd gekweekt legde men begin september stro onder de bomen om de appels een zachte landing te bezorgen. Door de appels lekker in het zonnetje te laten liggen en ze tegen uitdrogen een beetje te sproeien, kleurden deze mooi rood op. Als een kant rood was, werd het appeltje op zijn andere kant gedraaid, zodat die ook mooi kon kleuren. De appels die blijven hangen kunnen vanaf half september worden gepluklt. Echt lekker zijn ze half november. De appels zijn goed te gebruiken tot januari.
De Sterappel boom is sterk, maar heeft wel last van hoog water. Door natte voeten sterft hij zeer snel af.
2.Notarisappel
De notarisappel heeft zijn naam te danken aan notaris J.W.Th.van der Ham te Lunteren. In 1890 ontdekte hij dit ras. Waarschijnlijk was het een zaailing van de Princess Noble. Hij lijkt daar namelijk sterk op.
De notaris had het veredelen van appel- en perenrassen als hobby. Hij heeft daar zelfs een vereniging voor opgezet in 1973: De Luntersche Tuinbouwvereniging. Veel nu nog bekende oude rassen zijn op deze vereniging tot stand gebracht.
De notarisappel doet het het beste op droge, vrij arme grond. Als hoogstam geeft hij de beste oogsten.
In september to november kunnen de grote, sappige zoetzure appels worden geplukt. Ze zijn erg lekker om zo, uit de hand te eten.
3.Grauwe Engelse Pippeling
Deze boom wordt al sinds mensenheugenis in Boskoop gekweekt. Hij wordt al genoemd in 1754 door meneer Knoop, een zeer bekend pomoloog in die tijd.
De appel is een beetje onooglijk, grauw en doet daarmee zijn naam eer aan. Het is wel een hele lekkere appel. Vooral na een warme zomer is hij zeer aromatisch. Het vruchtvlees is zoetig met een zweempje zuur. Hij kan zo uit de hand gegeten worden, maar is ook als moesappel prima. Het is een hele sappige vrucht.
De boom groeit langzaam, maar regelmatig. Hij vormt een ronde kroon met olijfkleurige takken.
De boom geeft geen overweldigende oogst, maar doet dit wel ieder jaar. Hij is niet bevattelijk voor ziektes en doet het op iedere grondsoort prima.
- 4.Brabantse Bellefleur
- In het begin van de twintigste eeuw kwam deze appel veel voor in de IJsselstreek. Later is hij verspreid over het hele land, maar gedijde het beste in het zuiden.
- De Brabantse Bellefleur is een moesappel die ook als handappel te gebruiken is. Hij is niet zo sappig en vaak wat klein, maar heeft een zachtzuur, aangenaam aroma. In de jaren dertig van de twintigste eeuw stond de appel te boek als een der beste en lekkerste! Bovendien is de appel zeer lang houdbaar. Geplukt in oktober is de appel wel tot in het voorjaar goed te gebruiken.
- Langzaam en laat
- De boom bloeit in april met witte bloemen. Hij groeit langzaam
en wordt pas laat vruchtbaar. De boom is een goede bestuiver voor andere bomen.
Hij heeft niet ieder jaar een oogst, maar de oogsten die hij geeft zijn
overvloedig.
De Bellefleur vraagt goede, waterdoorlatende grond. Een vruchtbare bodem is voor deze boom het beste. Op natte gronden krijgt de boom snel last van vruchtboomkanker.
Op de juiste grond vormt de boom een fraaie kruin die met de bonkige, gekleurde appeltjes het aanzien zeker waard is.
5. Geflamte Kardinal
Deze heerlijke herfst appel komt oorspronkelijk uit Duitsland. Hij was daar zeer wijd verspreid. Er zijn talloze synoniemen voor dit ras te vinden. Ieder dorp had zo zijn eigen naam voor deze boom. De appels zijn lekker om zo te eten, maar ook prima om moes mee te maken. In Duitsland werd hij veel gebruikt voor de apfelstrudel.
In September/oktober kan je de appel plukken. Hij is prima te bewaren tot februari. Hij wordt dan steeds zoeter.
De boom is erg sterk. Ook op slechte, droge grond en onder slechte weersomstandigheden geeft de boom een goede oogst. Hij is goed bestand tegen vruchtboomziekten. Omdat de appels een kort steltje hebben lost de boom zijn rijpe appels gemakkelijk met harde wind. Een beschutte plaats voorkomt dit.
6.Rode Jonathan
De Rode Jonathan is al voor 1826 als zaailing door Philip Rick gewonnen in de U.S.A. nabij Woodstock. Hij is vernoemd naar Jonathan Hasbrouck.
De boom geeft al na drie jaar appels. Ieder jaar geeft hij een mooie oogst. De appels zijn rijp in september, begin oktober. Het tijdstip van oogsten luistert nauw: te vroeg geplukt zijn ze smaakloos, te laat worden ze snel melig. Als de appels mooi rood kleuren moeten ze meteen van de boom af. Ze waaien niet snel af en zijn bestand tegen herfststormen.
De appels zijn lekker om zo te eten. Ook zijn ze goed te drogen. De zacht zure smaak wordt dan intensiever. De appel ruikt lekker.
De boom groeit langzaam en is geschikt voor een kleine tuin. Ook in een haag staat hij erg mooi. De boom vraagt een warme, droge standplaats.
7.Canada Blanche Reinet
Deze soort is waarschijnlijk afkomstig uit Frankrijk waar de appel al in 1771 wordt beschreven in een fruit catalogus. Ook in Duitsland heeft deze appel veel furore gemaakt.
De Canada Blanche reinet is een zeer grote appel. Hij kan zo'n negen centimeter breed en zeven centimeter hoog worden. De schil is glad en kan bij natte zomers wat zwarte vlekjes krijgen. Deze vlekjes beïnvloeden de zeer lekkere, wat zurige smaak van de appel niet. De appel is lekker om zo uit de hand te worden gegeten, maar kan ook als moesappel of in de appeltaart worden gebruikt. Omdat de appel zo lekker en sappig is, wordt hij ook voor de cider gebruikt.
Het plukken, in november, moet heel voorzichtig gebeuren. Iedere kleine beschadiging kan de appel aan het rotten brengen. Als de appels goed worden bewaard zijn ze zeer lang houdbaar. De smaak wordt er zelfs beter op.
De boom groeit vrij snel. De reinet is ook goed als struik te kweken, waardoor hij ook in kleinere tuinen een plaats kan krijgen. Al snel produceert de boom appels, iedere jaar weer.
8.Gravensteiner
De Gravensteiner is al sinds 1669 bekend in Denemarken. Waarschijnlijk is hij oorspronkelijk afkomstig uit Italie. Het is bekend dat de appel in 1760 in Gravenstein in sleeswijk Holstein zijn naam kreeg, maar de appel heeftook onder veel andere namen in Europa .
De Gravensteiner appel wordt wel de allerlekkerste appel genoemd, maar vraagt veel van de kweker.
De boom groeit goed en snel. Zijn gestel is niet stevig en heeft lang ondersteuning nodig. Zelfs als de boom tot struik wordt gekweekt vraagt hij steun.
Het duurt zeer lang voor de boom vrucht draagt en als hij draagt is dat matig. Hij slaat regelmatig een jaartje over.
De boom vraagt goede vochtige grond. In de zomer moet de grond ook vochtig worden gehouden. De grond mag niet zwaar zijn of nat. De boom is gevoelig voor meeldauw, kanker en schurft en vraagt veel goede verzorging. Dan kan de boom opgroeien tot een rechte stevige stam met een bolvormige kroon.
De appels zijn eind september rijp. Het vaste fijne vruchtvlees heeft een geweldig aroma. Houdbaar zijn de appels tot begin november, maar het lekkerste zijn ze zo van de boom.
9.Zoete Roemeling
De Zoete roemeling is een appel die al vroeg in het jaar rijp is. Hij is lekker om er moes of appeltaart mee te maken.
De boom geeft heel veel appels. Sinds 1912 werd hij veel
aangeplant in Nederland.
De boom wordt groot en is heel gezond.
10. Reinette van Aizema
De Reinette van Aizema wordt al beschreven in de tweede helft van de 18e eeuw.
Het is een zachte handappel. Hij is tamelijk groot en heeft een geurige smaak. De schil is ruw.
De boom groeit niet snel, maar is wel zeer sterk. Hij geeft een goede oogst en is zeer vruchtbaar.